Quotidian 3-1 (February 2012)Demelza van der Maas: Pionieren in Poort: De culturele constructie van Almere

To refer to this article use this url: http://www.quotidian.nl/vol03/nr01/a03

Framingstrategie 1: het creëren van museaal bewustzijn

Museum De Paviljoens volgde in dit project een welbewuste museale strategie. Maar was men zich ook bewust van de frames die hierbij werden gehanteerd? Claudia Linders en Museum De Paviljoens kozen bij Pionieren in Poort voor een exacte reconstructie van de museumplattegrond van Museum De Paviljoens als platform voor de constructie van een gedeelde identiteit. Een dergelijke expliciete verwijzing naar het museum als culturele spil in een (nieuwe gemeenschap) is niet zonder gevolgen.

Musea spelen een belangrijke rol in de representatie en constructie van culturele identiteit doordat zij objecten in een specifieke institutionele en narratieve context plaatsen. De verhalen die musea met die objecten vertellen over ons verleden, het heden en de toekomst, zijn onderdeel geworden van het collectief bewustzijn, dat historica Susan Crane ook wel een museaal bewustzijn heeft genoemd. Crane stelt dat de manier waarop musea informatie catalogiseren, ordenen en representeren, onderdeel is geworden van de manier waarop wij de wereld om ons heen ordenen en beleven. Met andere woorden: we eigenen ons in toenemende mate museale categorieën toe om de ons omringende wereld begrijpelijk te maken (Crane 2000, 2). Het Tijdelijk Museum maakte als installatie zonder muren van Almere Poort zelf het museum, een ingreep die gevolgen had voor de beleving van de ruimte van de nieuwe wijk door de toekomstige inwoners.

Een van de strategieën die musea gebruiken bij de constructie van identiteit is framing, ofwel het metaforische proces waarin een visie op het verleden en de toekomst gegenereerd wordt op basis van contemporaine behoeften (Marstine 2010, 4-5). Het interessante is echter dat in het geval van Pionieren in Poort niet zozeer objecten als wel mensen en hun nieuwe woonplaats in het museale frame van Museum De Paviljoens geplaatst werden en daarmee onderdeel werden van het verhaal dat het museum wenste te vertellen over Almere. Met het Tijdelijk Museum beoogden Museum De Paviljoens en Linders mensen te mobiliseren rondom een nieuw landschap door het enerzijds als een ‘tabula rasa’ te vieren en anderzijds te verwijzen naar de mythen over de ontstaansgeschiedenis van het gebied: de pioniersmythe en de oermythe. Deze mythen hebben een hele specifieke, identiteitsverlenende functie in het heden, maar vinden hun oorsprong in de eerste decennia van de twintigste eeuw, een periode waarin Nederland in een razend tempo moderniseerde en er een ‘nieuwe wereld’ ontstond (zie verder: Van der Woud 2006).

De culturele constructie van ruimte: mythevorming rondom de IJsselmeerpolders


Op 28 mei 1932 werd de Afsluitdijk gesloten en werd de Zuiderzee officieel het IJsselmeer. Hoewel de afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee over het algemeen gezien werden als belangrijke momenten in de vaderlandse geschiedenis en gepaard gingen met een onwrikbaar geloof in een nieuwe, maakbare samenleving, waren er ook gevoelens van verlies. De afsluiting betekende immers het einde van de eeuwenoude, traditionele Zuiderzeevisserij en de daarbij behorende ‘typisch Nederlandse’ cultuur. Dit leidde tot een golf van nostalgie naar een geïdealiseerd en geromantiseerd ‘Holland’ dat fundamenteel anders was dan de nieuwe, moderne wereld. De romantisering van de verondersteld authentieke Nederlandse cultuur rondom de Zuiderzee stond niet op zichzelf maar was onderdeel van een breder proces waarin men in wetenschap en politiek op zoek was naar de wortels van de Nederlandse cultuurnatie (zie bijvoorbeeld Henkes 2005). De Zuiderzee werd gezien als een symbool van deze Nederlandse cultuurnatie. Zoals historicus P.J. van Winter het stelde in het lijvige De Zuiderzee: een herinneringswerk (Van Winter 1932, 9):

(…) want het water, waarvan de afsluiting en gedeeltelijke drooglegging ons een punt van nationale eer geworden is, blijkt in het volksgeheugen den Romeinschen tijd te kunnen oproepen en den bloei van Middeleeuwsche handelssteden; het zegt ons iets van den tijd toen Nederland geen Nederland was en de Zuiderzee geen Zuiderzee. Het helpt ons de herinnering vastleggen aan tegenstellingen, waar later nationale eenheid groeide en economische uitwisseling bereikt werd. Het spreekt ons nog van de bedrijvigheid van het Westfriesche zeevolk en van de ongunst der elementen, aan achteruitgang en verval en tenslotte stelt het ons voor oogen, wat durf en ondernemingsgeest van een nieuwen tijd tot stand brachten en wekt het verlangens naar een nieuwe krachtproef.

De overgangsperiode van de drooglegging was de voedingsbodem voor het ontstaan van vele mythen rondom de geschiedenis van het Zuiderzeegebied als bakermat van de authentieke Nederlandse cultuur en het begin van de inpoldering, ofwel de pioniersperiode. Geschiedfilosoof Frank Ankersmit stelt in navolging van Victor Turner dat mythen altijd over oorsprong gaan, maar dat zij ontstaan in periodes van transitie, periodes waarin een‘oude tijd’ overgaat in een ‘nieuwe tijd’. Ankersmit (2001, 319):

The transgression of this boundary is dramatized by myth into a dissociation between pre-historical and historical time. For the story of a move from one phase to another – which is the nature of all stories about transitions – is now dramatized into a story of the birth of time itself. With this dramatization all that should be associated with what preceded the transition has been removed out of historical time. It has become part of pre- or a-historic nature. A previously historical development is now transformed and immeasurably enlarged into the transition from nature to history.

Mythen objectiveren het verleden van voor de overgang naar de moderne tijd dus tot een natuurlijke en paradijselijke staat van ‘zijn’, tot de bron van een gemeenschappelijke identiteit. Mythen worden doorgaans verbonden met de Klassieke Oudheid, maar ze zijn volgens Ankersmit net zo goed aanwezig in de westerse samenleving. Als voorbeelden noemt hij de stroom aan verhalen en publicaties die leidde tot mythevorming over de Franse Revolutie en de industriële revolutie, beide beslissende momenten in de geschiedenis die voor een fundamentele breuk met de oude tijd zorgden en het wereldbeeld voorgoed veranderden.

De mythen rondom het oude Zuiderzeegebied en de ontstaansgeschiedenis van de IJsselmeerpolders werden op nationaal en later vooral op regionaal en lokaal niveau eindeloos gereproduceerd en bleken zeer invloedrijk in de representatie van het verleden van de IJsselmeerpolders in woord en beeld. In dit artikel onderscheid ik twee mythen waar in het kunstproject Pionieren in Poort naar verwezen wordt om nieuwe polderbewoners bekend te maken met ‘hun’ geschiedenis: de pioniersmythe en de oermythe.