To refer to this article use this url: http://www.quotidian.nl/vol02/nr01/a03


Quotidian 2 (December 2010)

In de greep van Dutroux

Over de omgang met schuldig landschap in België

Maloe Sniekers, Stijn Reijnders

Abstract


This article focuses on the guilty landscape of the Belgian kidnapper, child rapist and child murderer, Marc Dutroux. Our aim is to explore which role the houses of Dutroux fulfill in the collective memory of this affaire. What has happened with the houses where Dutroux molested, murdered and buried his victims throughout the years? And how has the local community dealt with this physical memory of the kidnappings? In total, sixteen in-depth interviews have been carried out with spokesmen for the local governments, neighbouring residents of the different houses of Dutroux and local entrepreneurs in the tourist industry. Results show that the houses of Dutroux fulfill a problematic role within the collective memory of the Dutroux-affaire. On the one hand there is the need to retain the memory of this painful episode, often accompanied by placing tangible objects such as monuments at the locations of these crimes. In most cases, this process is initiated by the municipalities. On the other hand it appears that after a couple of years, the residents increasingly feel the need to forget. The houses of Dutroux serve as silent witnesses of the affaire, of which the ominous shadow reaches further than the homes of this criminal. We conclude that feelings of guilt and shame related to the Dutroux-case, seem to spill over to its spatial surroundings. In this tension between wanting to remember and wanting to forget, a local art project appears to play a remarkable role.

‘Het is een verschrikkelijke gebeurtenis die heeft plaatsgevonden, een zwarte pagina in de geschiedenis. Het is dan niet de bedoeling dat er een museum komt.’

– Marcel Basille (Burgemeester van Lobbes)

‘Elke dag word ik ermee geconfronteerd. Het markeert je dag met Marc Dutroux.’

– Buurtbewoner in Marcinelle


Op 28 mei 1996 fietste de 12-jarige Sabine Dardenne van huis naar school. Halverwege werd ze van haar fiets getrokken en ontvoerd door een van de beruchtste misdadigers uit de Belgische geschiedenis: Marc Dutroux. Tachtig dagen lang zat Sabine opgesloten in een kelder, waar zij herhaaldelijk werd misbruikt. Pas na de arrestatie van Dutroux op 13 augustus 1996 werd de kelder ontdekt en Sabine levend bevrijd. Zij bleek echter niet het enige slachtoffer te zijn. Uiteindelijk is Dutroux veroordeeld voor het ontvoeren en verkrachten van zes jonge meisjes en het vermoorden van vier van hen.

De huizen van Dutroux


De zaak Dutroux heeft veel aandacht in de media gekregen, zowel in België als in Nederland. Dutroux bleek verantwoordelijk te zijn voor het ontvoeren, gijzelen, verkrachten en het vermoorden van Julie Lejeune, Mélissa Russo, An Marchal en Eefje Lambrecks. Ook ontvoerde, gijzelde en mishandelde hij Sabine Dardenne en Laetitia Delhez, maar zij overleefden de ontberingen.

De Dutroux-affaire bracht een diepe maatschappelijke beroering teweeg. Men sprak zelfs van een collectief Belgisch trauma (Knoop 1998). Deze enorme impact was ten dele te wijten aan de gruwelijke details van de zaak zelf, die in de media uitvoerig aan bod kwamen. Maar er was meer aan de hand. De zaak Dutroux werd tevens berucht door de aaneenschakeling van fouten die werden begaan door de Belgische politie. Zo had de politie geen verbanden gelegd tussen de ontvoeringen van Julie en Mélissa enerzijds en An en Eefje anderzijds. Als deze fouten niet waren gemaakt, had Dutroux naar alle waarschijnlijkheid veel eerder gearresteerd kunnen worden. Bovendien wist Dutroux tijdens zijn detentie tijdelijk te ontsnappen. Deze verschillende blunders leidden tot grootschalige prostestdemonstraties, waaronder de bekende ‘Witte Mars’ van 20 oktober 1996. Uiteindelijk zou de Dutroux-affaire zelfs resulteren tot de val van twee ministers en tot ingrijpende hervormingen in zowel de politiediensten als het justitiële bestel van België (Knoop 1998; Nieuwsblad 2009; InfoNu 2010).

In de berichtgeving over Dutroux was een belangrijke rol weggelegd voor de huizen waar hij zijn slachtoffers gevangen hield. Dutroux bezat in totaal zeven huizen in België, waarvan er vier gebruikt werden voor de ontvoeringen. Het huis in Marcinelle werd echter het meest genoemd in de media. In de kelder van dit huis hebben alle zes meisjes voor een bepaalde duur vastgezeten. Uiteindelijk vond ook hier de arrestatie van Dutroux plaats en werden Sabine en Laetitia in 1996 levend bevrijd. Details over de wijze waarop de meisjes hier gevangen hadden gezeten schepten in de media het beeld van een diabolische ‘horrorkelder’.

In dit artikel wordt, vijftien jaar na de arrestatie van Dutroux, onderzocht wat er in de tussentijd is gebeurd met deze woonhuizen. Centraal staat de vraag hoe de verschillende betrokken partijen zijn omgegaan met de vier huizen waar Dutroux zijn slachtoffers gevangen heeft gehouden en vermoord. Welk beleid is gevoerd ten aanzien van deze huizen door de lokale gemeentes? Hoe hebben lokaal omwonenden gereageerd op dit beleid, en welke activiteiten zijn vervolgens door hen geïnitieerd rondom deze plaatsen? Welke initiatieven zijn genomen door lokale toeristenbureaus en welke motieven lagen hieraan ten grondslag? Achterliggend doel is om te onderzoeken welke rol fysiek-materiële locaties en objecten spelen in de wijze waarop de collectieve herinnering aan traumatische gebeurtenissen vorm krijgt.

Om deze vragen te beantwoorden is bij allevier de woonhuizen veldwerk verricht. De desbetreffende locaties zijn bezocht en onderworpen aan een site-analysis: een uitvoerige beschrijving van de ruimtelijke omgeving en een analyse van de onderliggende betekenislagen. Daarnaast zijn er zestien semi-gestructureerde diepte-interviews gehouden met woordvoerders van lokale gemeentes, buurtbewoners, initiators van georganiseerde activiteiten rondom de huizen van Dutroux en andere betrokkenen.[1] Alvorens de resultaten van het veldwerk gepresenteerd worden, zal in de hierop volgende paragraaf eerst het theoretisch kader worden uiteengezet.

Schuldig landschap


Dat de huizen van beruchte misdadigers kunnen uitgroeien tot media-genieke symbolen van het Kwaad, is niet uniek voor de zaak Dutroux. Vergelijkbaar is de zaak rondom het Britse echtpaar Frederick en Rosemary West, die in de periode 1967-1987 zeker twaalf jonge vrouwen folterden, verkrachtten en vermoordden in hun woonhuizen in Gloucester. Een meer recent voorbeeld is de ‘horrorkelder’ van Josef Fritzl in het Oostenrijkse Amstetten, waar hij zijn dochter meer dan twintig jaar opsloot en misbruikte. Beide zaken waren veelvuldig in het (internationale) nieuws, compleet met gedetailleerde verslagen en foto’s van de desbetreffende ‘gruwelruimtes’.

Logan en Reeves (2009) beschrijven hoe plaatsen die leed en wreedheid representeren steeds vaker worden gezien en bewaakt als een vorm van cultureel erfgoed. Doordat het gaat om plekken die verbonden zijn met ‘donkere’ gebeurtenissen, wordt er in de cultuurwetenschap ook wel gesproken over black spots (Rojek 1993, 136). Een nadeel van deze term is dat black spots in de volksmond doorgaans worden geassocieerd met een specifieke categorie ‘donkere’ gebeurtenissen, namelijk verkeersongelukken. Een andere term die regelmatig terugkeert is dissonant heritage (Tunbridge & Ashworth 1996), dark heritage (Wight & Lennon 2007 of difficult heritage (Logan & Reeves 2009). Deze termen hebben echter op hun beurt als nadeel dat zij juist een te algemeen karakter dragen. Erfgoed kan immers slaan op een keur aan zaken, variërend van materiële objecten als gebouwen of landschappen tot niet-materiële zaken als liederen, rituelen of verhalen.

Om een beter begrip te krijgen van de specifieke rol die fysiek-materiële lokaties -- zoals de huizen van Dutroux -- spelen in de collectieve herinnering aan dramatische gebeurtenissen die veelvuldig in het nieuws zijn geweest, lijkt het ons noodzakelijk om op zoek te gaan naar een alternatief concept (cf. Seaton 2009, 85). Een mogelijk antwoord, zo betoogden wij in een eerder artikel (Reijnders 2009), kan worden gevonden in het werk van de Nederlandse kunstenaar en schrijver Armando.

Armando (geboren in Amsterdam, 1929) bracht een deel van zijn jeugd door in de omgeving van kamp Amersfoort, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog dienst deed als ‘Polizeiliches Durchgangslager’. Wat Armando na de oorlog verbaasde, en wat hem tijdens zijn carrière als kunstenaar blijvend heeft beïnvloed, was het feit dat dit voormalige oorlogsgebied een dergelijk vredige uitstraling had gekregen. Het leek wel of de moorden en martelingen nooit hadden plaats gevonden, zo welig tierde het natuurschoon hier. Maar de bossen rondom het concentratiekamp waren getuige geweest van gruwelijke oorlogsmisdaden, aldus Armando, en waren daar mede schuldig aan. Ze vormden, met andere woorden, een ‘schuldig landschap’ (Armando 1998).

De kracht van de term ‘schuldig landschap’, zoals Armando dat toepaste in zijn beeldend werk, is dat landschappen zelf een actieve rol krijgen toegedicht. Landschappen kunnen -- net als mensen -- een bepaalde schuld met zich meedragen. Door ruimte zo’n actieve rol toe te dichten, sluit Armando aan op een filosofische stroming die weliswaar nooit centraal heeft gestaan, maar toch al lange tijd deel uitmaakt van het Westerse gedachtegoed. Diverse filosofen, van Heidegger tot Merleau-Ponty, hebben gewezen op het belang van plaats voor de beleving en waarneming van de werkelijkheid (Malpas 1999, 1-18). Gebeurtenissen vinden plaats, omdat ze ergens plaats kunnen vinden, omdat er een ruimte is van waaruit de gebeurtenis tot stand kan komen. Zelfs de meest abstracte fantasieën en filosofieën staan nooit los van de fysieke werkelijkheid, zo wordt beredeneerd door Marcia Cavell. Zij ontstaan en wortelen zich altijd ergens: ‘in the only place it can, here, in the midst of things’ (geciteerd in: Reijnders 2009).

Dat landschappen een actieve rol kunnen spelen in de wijze waarop de mens de werkelijkheid beleeft, wil nog niet zeggen dat ieder landschap even belangrijk is. Sommige landschappen of ruimtes lijken meer ‘actief’ te zijn dan andere. De kracht van een landschap komt bijvoorbeeld duidelijk aan de oppervlakte bij gebeurtenissen die een negatieve associatie oproepen. Hierbij kan gedacht worden aan oude oorlogsgebieden, zoals kamp Amersfoort, maar ook aan locaties waar grote rampen, terroristische aanslagen, verkeersongelukken of beruchte misdaden hebben plaats gevonden. Alhoewel er vaak nog weinig materiële referentiepunten zijn aan het verleden, zal deze plaats voor de nabestaanden en andere betrokkenen altijd een belangrijke, mogelijk zelfs traumatische betekenis houden. De omgang met deze locaties vormt dan ook dikwijls een beladen kwestie (Reijnders 2009).

In de omgang met een schuldig landschap zijn, zo willen wij in dit artikel betogen, doorgaans meerdere partijen betrokken. Elke partij heeft een eigen belang en perspectief, waardoor conflicten kunnen ontstaan tussen de betrokkenen over welke beslissingen er over de desbetreffende plaats moeten worden gemaakt. Vaak is er sprake van een ongelijke machtsverdeling, waarbij sommige partijen een grotere invloed hebben op de wijze waarop er met de plek wordt omgegaan dan andere. In navolging van Seaton’s studie naar de management van het fenomeen ‘thanatourism’ (2009) onderscheiden wij vier partijen die betrokken zijn bij de inrichting en gebruik van schuldige landschappen: de eigenaren en opzichters, de gerepresenteerde subjecten en/of hun woordvoerders, de lokale gemeenschappen en de bezoekers.

Deze vier partijen keren ook duidelijk terug in het geval van de Dutroux-affaire. In de hierop volgende hoofdstukken zal dan ook onderzocht worden hoe de desbetreffende gemeentes, buurtbewoners, lokale ondernemers en bezoekers zijn omgegaan met het schuldig landschap van Dutroux. In navolging van Seaton (2009) zal de nadruk komen te liggen op de interactie tussen de diverse betrokken partijen. Welke beslissingen zijn gemaakt door de lokale gemeentes, hoe hebben de lokaal omwonenden hierop gereageerd, en welke rol spelen de commerciële initiatieven rondom de huizen van Dutroux binnen dit krachtenveld? Slechts door een dergelijk multi-actor perspectief te hanteren, kan een verfijnd beeld worden geschapen van de rol en betekenis van de huizen van Dutroux in de herinnering aan dit collectief, Belgisch trauma.

Tegelijkertijd wordt in dit onderzoek ook nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de rol van de huizen zelf. Volgens Sharpley (2009, 16) loopt de benadering van Seaton het gevaar dat er enkel nog oog is voor sociaal-culturele processen, ten koste van de fysiek-materiële dimensie. Om dit verwijt te ondervangen wordt in dit onderzoek een multi-actor perspectief gehanteerd, waarbij de huizen zelf ook als ‘actor’ worden betrokken. Zij vormen dan ook het vertrekpunt van de analyse.

De huizen


Het huis van Dutroux in Marcinelle is een van de meest bekende locaties van de Dutroux-affaire. Hier werden twee meisjes door de politie gevonden en op deze locatie werd Dutroux in 1996 gearresteerd. In dit huis bevond zich ook de kelder, waar al zijn slachtoffers minimaal voor een deel van hun ontvoering zijn vastgehouden. Anno 2010 is het huis nog steeds prominent aanwezig. Op de voorgevel bevindt zich een groot houten frame, waarop een jongetje staat afgebeeld dat aan het spelen is met een vlieger, dit tegen de achtergrond van een felblauwe lucht. De blauwe lucht en de vlieger kunnen worden geassocieerd met onschuld, vrijheid en rust. De plaat is met graffiti beklad. Door de schildering valt het huis erg op tussen de andere huizen. Tegenover het huis staat een monument, waarop staat ‘En memoire de tous les enfants victimes de pedophilie. Le 30-02-1997’ (‘Ter nagedachtenis van alle kinderen die slachtoffer zijn van pedofilie’). Achter het monument is een afscherming voor de daar gelegen spoorlijn geplaatst. Op deze afschermende houten muur staan gedichten en andere schilderingen. Het frame met de schildering, het monument en de schilderingen op de muur zorgen ervoor dat de Dutroux-affaire prominent aanwezig is in deze straat.

FIG2

De muurschildering op het huis van Dutroux in Marcinelle. Foto: Maloe Sniekers.

FIG2

Het monument tegenover het huis van Dutroux in Marcinelle met de schilderingen en gedichten op de muur erachter. Foto: Maloe Sniekers.

FIG2

Het monument tegenover het huis van Dutroux in Marcinelle. Foto: Maloe Sniekers.

Het tweede huis van Dutroux bevindt zich in Sars-la-Buissière. Hier zijn in 1996 twee lijken van slachtoffers van Dutroux gevonden. Het huis staat in een rustig dorpje buiten de stad, dat een paar honderd inwoners telt. Dit huis ziet eruit als een ruïne. Het dak van het huis is ingestort, de deur en de muren van het huis zijn beschadigd en er groeien allerlei planten vanuit de binnenkant van het huis en op het huis zelf. Wel is er op de zijkant van het huis een koperen versiering aangebracht. Hierop zijn engeltjes te zien en drie andere figuren die elkaars hand vasthouden. Voor het huis staat een hek, waardoor het niet mogelijk is om in de voortuin of bij het huis te komen. Aan de rechterkant van het huis bevindt zich een ander woonhuis en aan de linkerkant staat een leegstaand winkelpand.

Ook bij het derde huis van Dutroux, in het plaatsje Jumet, zijn in de tuin twee slachtoffers gevonden die er begraven waren. Het huis is niet meer aanwezig en op de desbetreffende locatie is een monument geplaatst. Het monument bevindt zich tussen vrijstaande huizen in een woonwijk. Het is een steen in een soort vijvertje. Eromheen is gras aangeplant met madeliefjes, en in de hoek is ook een jonge boom geplant. Het stuk grond wordt afgebakend met een groene, lage heg. Op een stenen muurtje aan de zijkant van het monument bevindt zich een plaquette met de tekst ‘Cet arbre des droits de l’enfant a été planté symboliquement par le Conseil Consultatif Des Jeunes le 20 novembre 2004’ (‘Deze boom van de rechten van het kind is symbolisch geplant door het Conseil Consultatif des Jeunes [een organisatie die opkomt voor jongeren] op 20 november 2004’). Aan de voorzijde staat een zwart hek met spijlen met aan de zijkant een met een hangslot afgesloten deur. Hierdoor is de plek niet vrij toegankelijk.

FIG2

Het huis van Dutroux in Sars-la-Buissière tussen het winkelpand en het woonhuis. Foto: Maloe Sniekers.

FIG2

De koperen versiering op het huis van Dutroux in Sars-la-Buissière. Foto: Maloe Sniekers.

Het adres van het huis in Marchienne-au-Pont is onbekend en niet vrijgegeven op internet. Het was hierdoor niet mogelijk de plaats van dit huis te bezoeken en de buurtbewoners te interviewen. Uit het gesprek met de gemeente en uit een van de gevonden artikelen blijkt dat het huis vermoedelijk is verkocht op een veiling aan iemand die er zelf is gaan wonen of het verhuurt.[2] Om de privacy van de nieuwe bewoners te beschermen, wordt het adres niet vrijgegeven.

Uit de bovenstaande beschrijvingen blijkt dat de plaatsen van de huizen, veertien jaar na de arrestatie van hun eigenaar, onderling sterk verschillen. Zo is het huis in Marcinelle erg opvallend door het beschilderde houten frame tegen het huis, het monument ertegenover en de schilderingen en gedichten op de muur erachter. Het huis in Sars-la-Buissière is in mindere mate aanwezig. In dit geval is het huis nog intact en lijkt er op het eerste oog weinig veranderd. Het huis is vervallen, er staat een hek voor en er is een kleine versiering op het huis aangebracht. Het huis in Jumet is als enige niet meer aanwezig en is vervangen door een monument, een aangeplante boom en een plaquette.

FIG2

Het monument op de plaats van het huis van Dutroux in Jumet met de geplante boom. Foto: Maloe Sniekers.

Het is opmerkelijk dat er geen directe connectie wordt gemaakt met Dutroux op de plaats van de huizen. Zo wordt er op het monument in Marcinelle, de op het huis in Sars-la-Buissière bevestigde versiering of op de plaquette bij het monument in Jumet niet letterlijk verwezen naar Dutroux. Wel wordt indirect verwezen naar de gruwelijkheden die er hebben plaatsgevonden. Het monument in Marcinelle verwijst bijvoorbeeld naar slachtoffers van pedofilie en de plaquette naast het monument in Jumet refereert aan de rechten van het kind. Verder is er geen toeristische infrastructuur aanwezig op de diverse locaties van de huizen van Dutroux; er missen bijvoorbeeld informatieborden of wegwijzers.

Gemeentes


Uit het interview met de burgemeester van Lobbes, Marcel Basile, blijkt dat de gemeente van Lobbes bewust een belangrijke rol heeft gespeeld in de vormgeving van de plaats van het huis van Dutroux. Allereerst heeft de gemeente besloten om het huis te kopen. Aanleiding hiervoor was de publieke verkoop. De Belgische staat had besloten het huis openbaar te verkopen en met de opbrengst een deel van de proceskosten van de Dutroux-affaire af te lossen. Basile wilde echter voorkomen dat het huis in handen zou vallen van iemand die er kwade bedoelingen mee had. Zo zouden er kopers zijn die het pand commercieel wilden exploiteren en er een museum van wilden maken:

‘Uiteindelijk heeft de gemeente van Lobbes besloten om te bieden op het huis, om te voorkomen dat het huis wordt gekocht door een of andere gek met geld. Er zijn genoeg gekken met geld. Zo iemand zou met de verkeerde redenen het huis kunnen kopen. (...) Het is een verschrikkelijke gebeurtenis die heeft plaatsgevonden, een zwarte pagina in de geschiedenis. Het is dan niet de bedoeling dat er een museum komt.’
– Marcel Basile[3]

Dit illustreert de ethische en morele kwesties die gemoeid zijn met de besluitvorming van de gemeente. Basile stelt dat de hele zaak Dutroux erg gevoelig ligt en een zwarte pagina in de geschiedenis van Lobbes beslaat. Het is daarom ongepast om het huis te laten kopen door iemand anders dan de gemeente, zo stelt hij. Het huis is opgekocht om het publiek te behoeden voor ongepaste initiatieven.

Bij de beslissingen over de inrichting van de plaats zijn verschillende partijen betrokken. Zo zijn de ouders van de slachtoffers nauw betrokken bij dit proces en is de mening van de omwonenden achterhaald. Er is besloten om een kleine versiering tegen het huis in Sars-la-Buissière te bevestigen ter nagedachtenis van de slachtoffers. In de tuin waar de lijkjes van Julie en Mélissa gevonden zijn, zijn twee eiken geplant. Deze eiken staan symbool voor de slachtoffers. Omdat eiken honderden jaren oud worden, zullen de slachtoffers niet vergeten worden en lang herinnerd, aldus Basile. Het huis zal in de toekomst gesloopt worden en er zal hoogstwaarschijnlijk een klein openbaar parkje worden aangelegd. Het huis is op dit moment nog niet gesloopt, omdat men tegelijkertijd het pleintje waaraan het huis staat, wil renoveren. Op deze manier worden hogere kosten vermeden. Ook hebben het uiteindelijk bemachtigen van het huis en het maken van beslissingen over de inrichting veel tijd in beslag genomen.

De gemeente Lobbes heeft ervoor gekozen om niet iets groots met de plaats te doen. Reden voor deze keuze is het ‘terugbrengen van de rust’ in het dorp. Basile stelt dat de omwonenden dagelijks te maken hebben gehad met aandacht uit de media en dat dit voor veel rumoer heeft gezorgd:

‘De bevolking van Sars wil vooral de rust terug. Er is iets verschrikkelijks gebeurd en er is volop aandacht geweest voor deze plaats. De mensen zijn moe hiervan. Elke keer weer journalisten, of werd er gefilmd en werden er fragmenten uitgezonden op de televisie. Het drama is verschrikkelijk.’
– Marcel Basile

Tevens is volgens Basile de fysieke aanwezigheid van het huis aangrijpend voor de omwonenden om elke dag te aanschouwen. Het wegbreken van het huis en het niet- plaatsen van een monument lijken erop te duiden dat de gemeente de zaak bewust wil laten vergeten, zodat de zwarte bladzijde kan worden omgeslagen.

Ook is er een interview gehouden met Frédéric Consoli, de woordvoerder van de gemeente Charleroi waaronder de huizen in Marcinelle, Jumet en Marchienne-au-Pont vallen. Het huis in Marcinelle is onteigend door de gemeente. Hiervoor is een verzoek ingediend, goedgekeurd met een Ministerieel Besluit door de destijds bevoegde minister. Dutroux kon protesteren tegen deze onteigening, maar heeft dat naar verluid niet gedaan. Er is gekozen om een monument tegenover het huis te plaatsen en voor korte termijn een plaat met een schildering tegen het huis te bevestigen. Consoli stelt dat in de toekomst het huis gesloopt wordt en er op de plaats van het huis een parkje wordt aangelegd. De reden voor dit besluit is om de slachtoffers op een mooie manier te herinneren:

‘We wilden een herinnering behouden voor de slachtoffers. Het wordt een herdenkingsplaats. (...) Het herinneren en het gedenken van de slachtoffers is het belangrijkst.’
– Frédéric Consoli

Het huis is op dit moment nog niet gesloopt, omdat de rechtszaak van Dutroux veel tijd in beslag heeft genomen en het onteigeningsproces ook veel tijd heeft gevergd. Daarbij stelt Consoli dat het beslissen wat er precies met de plaats gedaan wordt ook lang heeft geduurd. Dit komt overeen met de redenering van Basile over waarom het huis in Lobbes nog niet gesloopt is.

Het huis in Jumet vormt een heel ander verhaal. Zij is tot de grond toe afgebrand. De precieze oorzaak van deze brand is onbekend, maar in de media wordt gesuggereerd dat de brand is aangestoken door lokaal omwonenden. Kort voor de brand hadden zij een petitie opgesteld waarin ze de gemeente tevergeefs vroegen om het huis te slopen[4]. Consoli wil verder niet ingaan op dit onderwerp. De gemeente heeft besloten om op de plaats van het huis in Jumet een parkje aan te leggen met een monument. Ook voor dit besluit stelt Consoli dat dit de juiste wijze is om de slachtoffers te herinneren en te respecteren. De keuze om het huis te slopen en een parkje aan te leggen op de plaats van de huizen van Dutroux in Jumet en Marcinelle komt overeen met het besluit van de gemeente Lobbes. Een verschil schuilt in de motivatie van dit besluit. De gemeente Lobbes lijkt de nadruk te leggen op het terugbrengen van de rust in het dorp, waar de gemeente Charleroi meer de nadruk legt op het in herinnering brengen van de slachtoffers.

Verder blijkt uit het interview met Consoli dat de families van de slachtoffers en de buurtbewoners weliswaar geïnformeerd zijn over de beslissingen van de gemeente, maar dat zij niet actief betrokken zijn geweest bij de besluitvorming. De vader van een van de slachtoffers is bijvoorbeeld tegen de sloop van het huis in Marcinelle, omdat het huis bewijs is voor de gruwelen die er hebben plaatsgevonden[5]. Hieruit blijkt duidelijk hoe de wensen van de betrokken partijen onderling kunnen verschillen en dat sommige partijen een grotere invloed hebben op de uiteindelijke beslissingen over de inrichting van de plaats (cf. Seaton 2009, 98-99).

Lokaal omwonenden


Aangezien de gemeentes een grote rol hebben gespeeld in de inrichting van de plaatsen en zij hier onderling ook sterk in verschillen, is het de vraag hoe lokaal omwonenden tegen deze beslissingen aankijken en meer in het algemeen hoe zij het ervaren om nabij de huizen van Dutroux te wonen. Verschillende buurtbewoners van de huizen van Dutroux in Jumet, Marcinelle en Sars-la-Buissière zijn hiervoor geïnterviewd.

Allereerst is het opmerkelijk dat veel buurtbewoners niet over de Dutroux-affaire willen praten en daarom niet willen deelnemen aan een interview. Een oorzaak hiervan kan de gevoeligheid van de gebeurtenissen zijn. Verder is het opvallend dat de omwonenden van het huis in Marcinelle veelal van buitenlandse afkomst zijn en er recentelijk zijn komen wonen. Dit betekent dat deze mensen er nog niet woonden toen de Dutroux-affaire veel aandacht kreeg in de media. Hoewel hier geen concreet bewijs voor gevonden is tijdens het veldwerk, lijkt het plotselinge vertrek van veel oorspronkelijke buurtbewoners in verband te staan met de ontknoping van de Dutroux-zaak. Twee buurtbewoners van het huis in Marcinelle stellen tijdens een interview inderdaad dat sinds Dutroux er gearresteerd werd in 1996, de wijk ‘erg achteruit’ is gegaan. Volgens hen zijn de huizenprijzen fors gedaald, waardoor er veel armere mensen in de wijk zijn komen wonen. Tevens klaagt men over het afval en het vuil in de straat. Bij de lokaal omwonenden van de andere huizen, die minder nadrukkelijk in het nieuws zijn gekomen, komt dit fenomeen niet aan de orde. Het wegtrekken van oorspronkelijke bewoners uit de wijk en het niet willen praten over de Dutroux-affaire kan gezien worden als een illustratie van de impact van een donkere plaats op de woonplaats van omwonenden.

Uit de interviews blijkt dat de meningen van de buurtbewoners over de huizen van Dutroux en wat er met de plaats gebeurd is, veelal overeenkomen. Een aantal van de buurtbewoners vindt het passend dat er een monument is geplaatst bij de huizen in Marcinelle en Jumet. Ditzelfde geldt voor de geplante bomen bij het huis van Dutroux in Sars-la-Buissière en de bevestigde plaquette. Men ziet de monumenten en de bomen als een uiting van respect voor de slachtoffers en een waardige manier om de slachtoffers te herinneren. De omwonenden refereren hierbij veelal aan de gruwelijkheden die op de plaatsen gebeurd zijn:

‘Ik vind het goed dat het monument er is gekomen. Het is toch wel mooi om op die manier de slachtoffers te doen herinneren. Het is erg wat er gebeurd is, vreselijk.’
– Buurtbewoner in Marcinelle

Diegenen die er al woonden voordat het bekend werd dat Dutroux de zes vermiste meisjes had ontvoerd en vier van hen vermoord had, spreken over de impact van de affaire op hun leven. Zo spreekt men van een onrustige periode, waarbij men dagelijks te maken heeft gehad met de media en mensen die de huizen bezochten. Een van de buurtbewoners van het huis in Sars-la-Buissière heeft zelfs geprobeerd het huis te kopen om op deze manier de rust terug te brengen. Voorheen trokken de huizen veel toeristen, maar op dit moment is het aantal toeristen gestaag afgenomen. Het huis van Dutroux in Marcinelle trekt nog wel steeds bezoekers. Zo wordt er wekelijks een tour gegeven langs dit huis en zijn er toeristen die het huis op individuele basis bezoeken.

Naast de enkele buurtbewoners die het plaatsen van een monument toepasselijk vinden, ervaren de meeste omwonenden van de huizen van Dutroux de geplaatste monumenten negatief. Dit komt doordat men keer op keer geconfronteerd wordt met de Dutroux-affaire en al de gebeurtenissen die in het huis hebben plaatsgevonden:

‘Het is mooi dat het monument geplaatst is, maar het roept de gebeurtenissen wel elke keer op.’
– Buurtbewoner in Jumet

Verder stellen veel buurtbewoners dat de monumenten in Marcinelle en Jumet te prominent aanwezig zijn. Deze bevinden zich immers langs een openbare weg, waardoor men zich telkens weer de gruwelijkheden herinnert. Een van de buurtbewoners in Jumet stelde dat de slachtoffers van Dutroux altijd een plaats zullen hebben in haar hart, maar dat het te heftig is als ze er dagelijks aan herinnerd wordt door het monument. Het liefst zien deze omwonenden niets op de plaats van het huis. Zo kan men rust vinden en wordt men niet dagelijks herinnerd aan de affaire:

‘Als het aan mij zou liggen zou ik niets met de plaats doen. In mijn hart zal ik de gebeurtenissen nooit vergeten, maar dan is de confrontatie minder.’
– Buurtbewoner in Jumet
‘Het monument dat geplaatst is zie ik elke dag en het huis ook. Elke dag word ik ermee geconfronteerd. Het markeert je dag met Marc Dutroux. Ook het huis staat er nog. Het is moeilijk om er elke dag mee geconfronteerd te worden. Ik zou graag willen dat er niets was, om de hele zaak te vergeten. Het is niet mooi zo.’
– Buurtbewoner in Marcinelle

Bovenstaande citaten duiden erop dat men de zaak wil vergeten en dat het huis voor de buurtbewoners symbool is gaan staan voor de handelingen van Dutroux. Het feit dat de monumenten door de meeste buurtbewoners niet positief worden ervaren, komt overeen met de theorie van Seaton (2009), die stelt dat ook een goed bedoeld initiatief op een donkere plaats, zoals een monument, negatief ervaren kan worden door de lokaal omwonenden (Seaton 2009, 100).

Al eerder is opgemerkt dat de huizen in Marcinelle en Sars-la-Buissière nog fysiek aanwezig zijn. Deze twee huizen zullen in de toekomst gesloopt worden. De lokaal omwonenden van deze huizen staan allen achter dit besluit. Bij sommigen is de frustratie op te merken dat het huis nog steeds niet gesloopt is. Ook hier beweert men dat de huizen een dagelijkse, pijnlijke confrontatie veroorzaken met de handelingen en praktijken van Dutroux:

‘Het huis gaat gesloopt worden, blij toe. Ik denk wel dat het beter is voor hier. Het is zo druk geweest, elke keer weer de pers en de hele ophef over het verkopen van dat huis. Het is wel weer mooi geweest.’
– Buurtbewoner in Sars-la-Buissière

Het lijkt erop dat men de Dutroux-affaire wil vergeten en dat de affaire voor genoeg ophef in de buurt heeft gezorgd. De huizen lijken de gruwelijkheden van de zaak Dutroux te reflecteren. Anderen accepteren dat het proces van het slopen veel tijd vergt.

Strijdig met wat Consoli en Basile opperden over het betrekken van buurtbewoners bij de beslissingen ten aanzien van de plaatsen van de huizen van Dutroux, zijn de omwonenden van mening dat ze niet betrokken zijn bij de beslissingen die de gemeentes gemaakt hebben. Slechts één buurtbewoner van het huis in Marcinelle stelt dat de gemeente hen benaderd heeft om te achterhalen wat zij met de plaats wilden doen.

Initiatieven van toeristenbureaus


In tegenstelling tot het willen vergeten en laten rusten van de gebeurtenissen door de overheid en de buurtbewoners, is er een initiatief van een lokale kunstenaar, Nicolas Buissart, die het huis van Dutroux in Marcinelle juist wél onder de aandacht wil brengen.

Buissart heeft een tour georganiseerd waarin hij Charleroi presenteert als ‘de lelijkste stad van Europa’. De tour heeft de naam ‘Charleroi City Safari’ en begeleidt deelnemers onder andere langs het huis van Dutroux, langs een verlaten metaalfabriek, de naar verluid meest deprimerende straat van België en de plaats waar de moeder van de Belgische kunstenaar René Magritte zelfmoord pleegde. Buissart is de gids van de tour en op aanvraag wordt de rondleiding door de stad gegeven. Vaak wordt er een busje gehuurd. Meestal duurt de tour een halve dag, maar dit kan eventueel verkort worden. De City Safari in Charleroi wordt zowel als individuele tour aangeboden, als in groepsverband. Uit de plaatsen die de tour als uitgangspunt neemt, blijkt dat donkere plaatsen centraal staan in deze tour, met als spin in het web het huis van Dutroux. Het initiatief is ongeveer een jaar geleden door Buissart en een vriendin van hem bedacht, toen hij studeerde aan de kunstacademie van Antwerpen. De tour wordt nog wekelijks gegeven.

De tour is geïnitieerd om een aantal redenen. Enerzijds wil Buissart zich afzetten tegen de burgerlijkheid van Charleroi. Hij stelt dat het in Charleroi immer draait om geld verdienen en het vooral niet uit de band springen in het openbaar. Met zijn tour wil hij hiertegen rebelleren, iets wat hij vindt passen bij zijn rol als kunstenaar:

‘Ik word gezien als de gek van de stad en dat vind ik leuk. (...) Ik wil dat ook zijn, je hebt altijd wel één buurtgek in een stad. België is heel braaf, alles gebeurt achter gesloten deuren. Men moet vooral niet opvallen. (...) Doel van dit initiatief is, om af te zetten tegen de burgerlijkheid.’
– Nicolas Buissart

Ook wil Buissart zich onderscheiden van de tours die door andere toeristenbureaus worden aangeboden. Deze tours zijn gericht op het benadrukken van mooie aspecten van Charleroi. Echter, Buissart veronderstelt dat er weinig mooie bezienswaardigheden zijn. Het is de lelijkheid die Charleroi mooi maakt. Doel is dan ook om mensen te doen inzien dat in de lelijkheid van Charleroi de schoonheid en het artistieke potentieel schuilt.

Met zijn controversiële tour heeft Buissart veel ophef in de media veroorzaakt. Er zijn verschillende artikelen over hem verschenen in kranten en op internet. Ook is er in diverse televisie-uitzendingen aandacht geschonken aan de City Safari. Voorbeelden hiervan zijn het programma Fast Track op de BBC en het programma Vlaanderen Vakantieland op de Belgische zender Eén. In deze artikelen en tv-programma’s wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het huis van Dutroux. Dit is ook het punt waarop veelal kritiek wordt gegeven.

Volgens Buissart ontvangt zijn tour de meeste kritiek van inwoners van Charleroi, vooral de wat oudere generatie. Zelf zegt hij dat de jongere generatie er de humor wel van inziet. De kritiek en ophef ziet Buissart als positief, omdat hij op die manier publiciteit krijgt voor zijn rondleiding door de stad en zodoende het ‘andere gezicht’ van Charleroi niet langer verzwegen wordt. Toch beseft Buissart dat het tonen van het huis choquerend is en men er kritiek op heeft. Het huis blijft voor veel inwoners van Charleroi een open zenuw.

Conclusie


In juli 2010 werden er foto’s en vertrouwelijke documenten van de Dutroux-affaire gevonden in de archieven van de Belgische kardinaal Godfried Danneels. Dit zorgde voor veel ophef in de media, waarbij het ‘monster van België’ weer opdook in het collectieve bewustzijn. Zo werd het nieuws verspreid via de televisie en verschenen er verschillende artikelen in (inter)nationale kranten en op internet. De media-aandacht voor de vermeende relatie tussen Dutroux en Danneels illustreert dat de Dutroux-affaire in België nog steeds onderhuids aanwezig is en men de zaak nog niet heeft verwerkt en afgesloten.

In dit artikel is onderzocht welke rol en betekenis de huizen van Dutroux vervullen in de wijze waarop de Dutroux-affaire in herinnering wordt gebracht en hoe de verschillende betrokken partijen met deze huizen zijn omgesprongen. Om deze vraag te beantwoorden zijn interviews gehouden met de woordvoerders van de gemeentes, de lokaal omwonenden en de organisator van de tour langs het huis van Dutroux in Marcinelle. Daarnaast zijn de verschillende plaatsen van de huizen geobserveerd.

Uit de analyse van de interviews blijkt dat de gemeentes hebben besloten zich sterk te bemoeien met de inrichting van de plaatsen van de huizen. Zo is het huis in Marcinelle onteigend en het huis in Sars-la-Buissière opgekocht door de gemeente. Men wilde het publiek behoeden voor ‘immorele initiatieven’ met betrekking tot de huizen. Tegenover het huis in Marcinelle heeft de gemeente een monument geplaatst. In de tuin van het huis in Sars-la-Buissière zijn twee eiken geplant ter herinnering aan de twee lijkjes die er gevonden zijn. Op de plaats van het huis in Jumet heeft de gemeente een monument geplaatst en een boom geplant. In de toekomst zullen de huizen in Marcinelle en Sars-la-Buissière gesloopt worden en vervangen worden door een openbaar parkje. Het huis in Marchienne-au-Pont is hoogstwaarschijnlijk particulier verkocht als gewoon woonhuis. De gemeente heeft besloten zich niet te bemoeien met dit huis.

De beslissingen van de gemeentes vertonen overeenkomsten, maar ook verschillen. Zo is het opmerkelijk dat alle huizen gesloopt worden en dat veelal is gekozen om een openbaar parkje aan te leggen. De inrichting van de parkjes verschilt. De gemeente Lobbes heeft bijvoorbeeld besloten om er alleen twee eiken te planten, terwijl de gemeente Charleroi in Marcinelle en Jumet ook een monument heeft geplaatst. Ook in de motivatie waarom de gemeentes gekozen hebben voor deze besluiten zijn verschillen op te merken. De gemeente Lobbes wil niets groots met de plaats van het huis doen, omdat dit te confronterend zou zijn voor de buurtbewoners. Dit lijkt erop te wijzen dat men de Dutroux-affaire langzaam wil vergeten. De gemeente Charleroi lijkt meer de nadruk te leggen op de herdenking van de slachtoffers op de plaatsen. Dat de twee gemeentes van elkaar afwijken wat betreft de besluiten en de motivaties hierachter, toont aan dat de omgang met het schuldig landschap van Dutroux geen eenduidig proces is. Wel is het opvallend dat het bij het proces in alle gevallen veel tijd heeft gevergd voordat het uiteindelijke besluit is genomen. Ook duurt het vaak opvallend lang voordat de gemaakte beslissingen worden of zijn uitgevoerd.

De lokaal omwonenden hechten een ronduit negatieve betekenis aan de blijvende aanwezigheid van Dutroux’ huizen. Het feit dat de buurtbewoners waarschijnlijk verantwoordelijk zijn voor de brandstichting van het huis in Jumet is hiervan een duidelijk voorbeeld. De omwonenden van de plaatsen waar het huis fysiek nog aanwezig is, stellen dat men elke dag herinnerd wordt aan de gruwelijke gebeurtenissen die er hebben plaatsgevonden. Ook de geplaatste monumenten worden door veel van de buurtbewoners op deze manier ervaren. Er kan geconcludeerd worden dat de buurtbewoners, met een aantal uitzonderingen, het liefst niets op de plaatsen van de huizen willen zien. Op deze manier wordt men niet elke dag met de affaire geconfronteerd en kan men de zaak laten rusten. Een kleine minderheid heeft geen problemen met de monumenten en ziet het als uiting van respect en een waardige, blijvende herinnering aan de slachtoffers. Dat de buurt in Marcinelle erg is achteruit gegaan, dat de huizenprijzen fors zijn gedaald en dat veel mensen er pas sinds korte tijd wonen, lijkt erop te wijzen dat de impact van het huis op het leven van de lokaal omwonenden groot is.

Als reactie op het willen verdoezelen van de gebeurtenissen door de overheid en in tegenstelling tot het willen vergeten van de handelingen van Dutroux door de lokaal omwonenden, heeft de lokale kunstenaar Buissart een tour georganiseerd die onder andere langs het huis van Dutroux in Marcinelle gaat. De tour bestaat uit het bezoeken van de lelijkste plaatsen van Charleroi en doel is om mensen te doen inzien dat Charleroi ‘mooi is van lelijkheid’. Buissart organiseert de tour om zich af te zetten tegen de ‘burgerlijkheid’ van Charleroi. Terwijl de omwonenden na al die tijd willen vergeten, brengt Buissart het oude zeer juist aan de oppervlakte door te tonen wat er gebeurd is in hun gemeenschap. Want dát is uiteindelijk waar de angel lijkt te zitten. De schuld van Dutroux laat zich niet opsluiten in de kelders, maar kruipt om de zoveel tijd naar buiten, om zich als een olievlek te verspreiden over de omringende gemeenschap. De schuld van Dutroux is getransformeerd tot een plaatsvervangende schuld onder hen die er waren, maar het niet zagen.

Noten


1. Alle interviews zijn getranscribeerd. Inzage is mogelijk bij de auteurs.

2. Interview met Frédéric Consoli (Charleroi/Rijswijk). Zie ook: Peeperkom, Marc. 29 november 2008. Eenmaal, Andermaal...Dutroux! De Volkskrant: 6.

3. Alle citaten zijn vertaald van het Frans naar het Nederlands.

4. ANP. 16 januari 2009. Huis Dutroux door brand verwoest.

5. RTL Nieuws. 2 maart 2009. Huis van Marc Dutroux onteigend.

Personalia


Maloe Sniekers (1988) is research master student aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Haar onderzoeksinteresses liggen bij de sociologische processen in de wereld van cultuur en media. Het onderzoek naar de huizen van Marc Dutroux vormde de basis van haar afstudeerproject voor de bacheloropleiding Algemene Cultuurwetenschappen aan de EUR.

Adres: Bous de Jongpark 34, 2283 TJ Rijswijk

E-mail: 302263ms@student.eur.nl

Stijn Reijnders (1976) is Universitair Hoofddocent Cultureel Erfgoed aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). In 2006 verscheen zijn proefschrift Holland op de helling. Televisieamusement, volkscultuur en ritueel vermaak, dat onder meer werd bekroond met de NeSCoR Dissertation Award en de ASCoR Excellence Grant. Begin 2011 verschijnt zijn nieuwe publicatie: Plaatsen van Verbeelding. Media, Toerisme, Fancultuur bij Uitgeverij Veerhuis.

Adres: Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam

E-mail: reijnders@fhk.eur.nl

Referenties


Armando. 1998. Het schuldige landschap. Amsterdam: Voetnoot.

Knoop, H. 1998. De zaak Marc Dutroux. ’s-Gravenhage: BZZToH.

Logan, W. en K. Reeves. 2009. Places of pain and shame: Dealing with ‘difficult heritage’. USA/Canada: Routledge.

Malpas, J.E. 1999. Place and experience: a philosophical topography. Cambridge: Cambridge University Press.

Reijnders, S. 2009. Schuldig landschap. Over de toeristische aantrekkingskracht van Baantjer, Wallander en Inspector Morse. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 37 (2): 118-132.

Rojek, C. 1993. Ways of escape: Modern transformations in leisure and travel. London: The MacMillan Press.

Seaton, T. 2009. Purposeful Otherness: Approaches to the Management of Thanatourism. In The darker side of travel: The theory and practice of dark tourism. Eds. R. Sharpley en P.R. Stone, 75-108. Bristol: Channel View Publications.

Sharpley, R. 2009. Shedding Light on Dark Tourism: An Introduction. In The darker side of travel: The theory and practice of dark tourism. Eds. R. Sharpley en P.R. Stone, 3-22. Bristol: Channel View Publications.

Tunbridge, J.E. en G.J. Ashworth. 1996. The management of the past as a resource in conflict. New York: John Wiley & Sons.

Wight, C. en J. Lennon. 2007. Selective interpretation and eclectic human heritage in Lithuania. Tourism management 28 (2): 519-529.

Websites


Charleroi Adventure. 2010. www.charleroiadventure.com/index.php?page=home, geraadpleegd 8 april 2010.

InfoNu. 2010. kunst-en-cultuur.infonu.nl/mensen/48324-wie-is-marc-dutroux.html, geraadpleegd 10 april 2010.

Nieuwsblad. 2009. www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=RD288GA2, geraadpleegd 10 april 2010.

NOS. 2008. headlines.nos.nl/forum.php/list_messages/12276, geraadpleegd 11 april 2010.