Quotidian 3-1 (February 2012)Tessa Ver Loren van Themaat: Symbolische bouwstenen voor identiteitsbesef? Het succes van Holland-symbolen op gebruiksvoorwerpen

To refer to this article use this url: http://www.quotidian.nl/vol03/nr01/a04

Globalisering, europeanisering, individualiering en multiculturalisering

In het boek Perils of belonging gaat antropoloog Peter Geschiere in op ‘the “return of the local” in a world that believes it is globalizing’. Hij constateert dat er wereldwijd sprake is van een opleving van het autochtone, ‘to be born from the soil’, om aanspraak te maken op een plek in de samenleving of om buitenstaanders er juist van uit te sluiten. Het autochtone is geen nieuw onderwerp, maar het heeft een duidelijke hergeboorte beleefd sinds de jaren tachtig. Het burgerschap wordt in Europa tegenwoordig ‘autochtoon’ en cultureel vormgegeven. De behoefte aan het benadrukken van het autochtone en de terugkeer naar het lokale hangt nauw samen met processen van globalisering, maar de focus op het autochtone is in Nederland vooral in het immigratiedebat opgekomen (Geschiere 2009, 1, 2, 16, 130). In het verlengde van de jaren zeventig werd globalisering lange tijd positief tegemoet getreden met ideeën over wereldburgerschap en mondiale samenwerking. Vanaf het eind van de twintigste eeuw ging men zich meer bezighouden met de nadelen van globalisering. De staat zou bijvoorbeeld door de globalisering steeds minder grip hebben op bepaalde processen van migratie. De WRR schrijft dat globalisering daarom ook wel als een bedreiging voor de natiestaat wordt ervaren (Identificatie met Nederland 2007, 22-25).

Europeanisering is een tweede ontwikkeling die van invloed is op de belangstelling voor het thema nationale identiteit. Van Ginkel schreef in 1999 in Op zoek naar eigenheid dat veel Nederlanders het globaliseringsproces en vooral de Europese eenwording sinds het eind van de jaren tachtig als een bedreiging voor de eigenheid van de Nederlandse cultuur voelden (Van Ginkel 1999, 303-304). De jaren negentig zijn voor de Europese eenwording belangrijk geweest. Door het Verdrag van Maastricht in 1992 werd een groot deel van de Europese bevolking zich daadwerkelijk bewust van de eenwording (Judt 2007, 716). In 1995 begon ook de afschaffing van controles aan de gemeenschappelijke grenzen in de EU (Van Daele et al. 2008, 26).[37] Van Ginkel constateert dat discussies over Nederlandse eigenheid onder invloed van discussies over etnische minderheden en de gevolgen van het Europese eenwordingsproces in de jaren negentig intensiveerden ten opzichte van de jaren tachtig. Dit debat nam vooral na 1992 toe, maar leek in 1999 weer enigszins getemperd te zijn. Er was nog nooit zoveel geschreven en gedebatteerd over culturele eigenheid als in de jaren 1992-1996. Er werd toen in dag- en weekbladen wekelijks geschreven over de nationale identiteitskwestie (Van Ginkel 1999, 289-290 en 297-298). Dit loopt analoog met het verschijnen van gebruiksvoorwerpen met rustieke Holland-symbolenHHH in Margriet.

De kritiek op Europa nam toe aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Een ruime meerderheid van de Nederlandse kiezers stemde in 2005 tegen de Europese grondwet. Deze tegenstemmen zijn het resultaat van het feit dat de EU wordt ervaren als een bedreiging voor de Nederlandse cultuur (Lubbers 2007, 221). Veel Nederlanders hadden ook rond 2007 een negatieve identificatie met Europa. Een groot deel van de bevolking had zich in emotionele zin van Europa afgekeerd en zocht zijn houvast op landelijk niveau (Identificatie met Nederland 2007, 23-24). In deze context kan de populariteit van Holland-symbolen mede worden verklaard.

Door individualisering ontlenen mensen hun identiteit tegenwoordig minder aan een groep waartoe ze behoren dan dat in tijden van de verzuiling het geval was. Tegenwoordig ontlenen mensen hun identiteit meer aan het op individuele wijze consumeren van goederen, relaties en ideeën (Van der Loo en Van Reijen 1997, 182-183). Verregaande individualisering zou, door gebrek aan gemeenschap, in het extreme geval kunnen leiden tot versplintering van de samenleving. Deze negatieve kant van het individualisme hangt mogelijk samen met de huidige behoefte aan verbindende factoren, zoals nationale symbolen (Identificatie met Nederland 2007, 22). Daarnaast heeft de individualisering ‒ als gevolg van secularisatie, ontzuiling en politiek pragmatisme ‒ ervoor gezorgd dat het Nederlandse individu in de tweede helft van de twintigste eeuw steeds minder verbonden was met de politiek (Sunier en Van Ginkel 2006, 109).

De laatste ontwikkeling die in het WRR-rapport wordt genoemd, is die van immigratie en het ontstaan van de multiculturele samenleving. Dit thema is in het dagelijks leven nog duidelijker aanwezig dan europeanisering en globalisering (Identificatie met Nederland 2007, 27). Tot in de jaren negentig zag Nederland zichzelf als gidsland dat zocht naar een tolerante multiculturele oplossing voor het migratieprobleem. Migranten moesten sociaal-economisch integreren in de Nederlandse samenleving, met behoud van hun eigen cultuur. Vanaf de jaren negentig klonken er steeds meer negatieve geluiden over de integratie en kreeg de Nederlandse cultuur een belangrijkere plaats in het publieke debat (Sleegers 2007, 21).[38] Vanaf het nieuwe millennium richtte het politieke beleid in Nederland zich op de sociaal-culturele integratie van migranten. Het is echter lastig integreren als de samenleving haar eigenheid niet helder weet te formuleren. In dit proces ontstond de behoefte aan een duidelijke definiëring van de Nederlandse cultuur en identiteit, niet zozeer ‘tegenover’, als wel ‘voor’ de immigranten. Dit is een moeilijke opgave: het blijkt onduidelijk wat het lidmaatschap van de Nederlandse natie precies inhoudt (Sunier en Van Ginkel 2006, 111).

Neonationalistische reacties op onzekerheden


Op 15 mei 2002 veranderde het politieke klimaat in Nederland. Bij de Tweede Kamerverkiezingen behaalde de partij Lijst Pim Fortuyn (LPF) in één klap zesentwintig zetels. Dit maakte onder andere duidelijk dat er onder de Nederlandse bevolking ongenoegen bestond over immigratie, de islam, veiligheid op straat en schaalvergroting (Ellemers 2002, 252 en 261).

In het boek Neo-nationalism in Europe and beyond (2009) wordt de politiek van Fortyun als neonationalistisch aangeduid. De auteurs beschouwen het neonationalisme als een sociaal fenomeen en niet als een bepaalde ideologie. Zij definiëren neonationalisme als een heropkomst van nationalisme in de tegenwoordige globale en transnationale omstandigheden. Neonationalisten maken gebruik van populaire gevoelens van nationale onzekerheid en angst voor het verlies van culturele identiteit en gebruiken ideeën uit de lokale cultuur als oplossing. Het neonationalisme is primair cultuurgerelateerd, wat bij het nationalisme zoals bijvoorbeeld beschreven door Anderson niet het geval is (Banks en Gingrich 2006, 2, 16-23; Anderson 1983).[39]

Stuurman betoogt dat het neonationalisme morele bindingen en nationale identiteit versterkt, in een defensieve reactie op globalisering, immigratie en Europese integratie. Historicus Susan Legêne stelt voor om het neonationalisme te omschrijven als ‘het opnieuw onderkennen van het belang van de nationale staat voor de uiteenlopende mondiale posities van burgers al naar gelang hun klasse, etniciteit, sekse en historische achtergrond’ (Legêne 2011, 249-251). Willem Schinkel interpreteert het neonationalisme als reactie op vooral economische veranderingen ten gevolge van de globalisering (Schinkel, geciteerd naar Legêne 2011, 250). Het neonationalisme komt zowel bij linkse als rechtse partijen voor. De combinatie van neonationalisme met rechts populisme heeft sinds de jaren negentig wel steeds meer invloed gekregen op de politieke agenda in Europa (Banks en Gingrich 2006, 4).

Het neonationalisme was in Nederland in 2002 erg succesvol, maar in de daaropvolgende periode leek het minder te worden. De verkiezingen in 2003 brachten in heel Europa een opvallende nederlaag voor de neonationalistische partijen (Banks en Gingrich 2006, 5). Rond 2005 leek de eerdere opkomst van parlementair neonationalisme een zekere impasse bereikt te hebben (Sunier en Van Ginkel 2006), maar in Nederland veranderde dit toen in 2005 de Partij voor de Vrijheid (PVV) werd opgericht. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 kwam de PVV met negen zetels in de Tweede Kamer en in 2010 werden dat er vierentwintig. Nederlandse politici realiseren zich nu dat verkiezingssucces mede afhankelijk is geworden van de aandacht die wordt besteed aan aspecten van de ‘autochtone’ cultuur. Het verdedigen van het ‘autochtone’ erfgoed is daarmee een serieus thema geworden (Geschiere 2009, 19). De huidige fase van globalisering, in zijn West-Europese variant, is voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de opkomst en het succes van neonationalisme, de nadruk op het autochtone en de Nederlandse identiteit (Sunier en Van Ginkel 2006, 48). Deze nadruk vormt mede de context voor de populariteit van de gebruiksvoorwerpen met Holland-symbolen.[40]