Quotidian 3-1 (February 2012)Dorus Hoebink: Discussieartikel : Sciencefictionfans in het historisch museum: Een pleidooi voor de omarming van een posttraditioneel gemeenschapsbegrip

To refer to this article use this url: http://www.quotidian.nl/vol03/nr01/a05

Posttraditionele historische musea

Wanneer historische musea hun gemeenschapsbeleid meer baseren op een posttraditioneel gemeenschapsbegrip, dan slaan ze een weg in die volgens mij meer mogelijkheden biedt en bovendien meer van deze tijd is. Zo kunnen ze zich gaan richten op groepen die buiten het traditionele gemeenschapsbegrip vallen, maar die wel aan maatschappelijke importantie winnen. Denk hierbij aan de vele subculturen en interessegemeenschappen die steeds dominanter worden in het sociale weefsel van onze samenleving. Deze groepen komen er in veel musea bekaaid van af, omdat ze niet direct te koppelen zijn aan noties van plaats en etniciteit. De subculturen, de fangroepen, de uitdragers van een alternatieve leefstijl: ze zijn over de gehele westerse wereld verspreid, ze zijn niet tot een land of stad te herleiden, maar desalniettemin zijn de leden ervan in ieder land, iedere regio of plaats terug te vinden. Wanneer erfgoedinstellingen ernaar streven om een correcte weergave te geven van de gemeenschappen die hen omringen en midden in de maatschappij te staan, zullen ze dus moeten inzien dat een posttraditioneel gemeenschapsbegrip een nauwere aansluiting met de maatschappij mogelijk maakt.

Naast het feit dat deze gemeenschappen aan sociale importantie winnen, brengen velen van hen nu ook hun eigen erfgoed voort en ontwikkelen ze hun eigen culturele canons. Sommige van hen institutionaliseren zichzelf met het oprichten van verenigingen, stichtingen en musea. Voorbeelden uit mijn eigen onderzoek zijn sciencefictiongemeenschappen en autogemeenschappen. De sciencefictionwereld is een internationaal fenomeen met vele enthousiaste fans die zich organiseren in verenigingen, drukbezochte conventies organiseren en een eigen cultuur kennen met eigen erfgoed. Zo werd in Seattle met het geld van voormalig Microsofttopman Paul Allen het Science Fiction Museum opgericht. Samen met het Experience Music Project (een ander initiatief van Allen) zetelt het Science Fiction Museum in een spectaculair gebouw van Frank O. Gehry en behoort het tot een van de topattracties van de staat Washington.

Ook rondom automerken hebben zich verenigingen van toegewijde liefhebbers gevormd, die hun eigen bladen uitgeven, internetsites onderhouden en tourritten organiseren. In deze autogemeenschappen komen we succesvolle musea tegen. In Stuttgart alleen al behoren het Porsche Museum en het Mercedes-Benz Museum tot de best bezochte musea van de deelstaat Baden-Württemberg. Het Mercedes-Benz Museum is het best bezochte museum van Stuttgart. Een nieuw hoogtepunt in deze ontwikkeling is Ferrari World in Abu Dhabi. Gelegen naast het Yas Marina Formule 1-circuit is dit themapark een wereld waarin iedere Ferrarifan zich onder kan dompelen in Ferrariachtbanen, Ferrarirestaurants, Ferrariwinkels en enkele museale opstellingen. Het Science Fiction Museum en automusea: het zijn internationale voorbeelden van succesvolle erfgoeduitingen van Duyvendak en Hurenkamps lichte gemeenschappen.

Nu besef ik wel dat met deze voorbeelden de notie van plaats niet geheel overboord wordt gegooid: het Mercedes-Benz en Porsche Museum staan in Stuttgart, omdat die plaats een rijke historie met beide merken deelt. En een groot sciencefictionerfgoedproject uitgevoerd door het Zeeuws Museums ligt natuurlijk niet echt voor de hand. Maar waarom niet in onze technische universiteitssteden, waar vele studenten zich dagelijks bezighouden met de techniek van de toekomst? Nijmegen staat bekend als een alternatieve new-agestad. Waarom sluiten de erfgoedinstellingen aldaar niet die subculturen in de armen en organiseren ze niet erfgoedprojecten rondom de fantasy- en new-agecultuur? Waarom zouden steden als Den Haag, Tilburg en Eindhoven, die een rijke rockmuziektraditie kennen, zich niet veel meer storten op het erfgoed van de rockmuziek? Hetzelfde geldt voor Rotterdam en Amsterdam, waar rap en hiphop hoogtij vieren. Toegegeven, het Historisch Museum Den Haag huisvest de komende tijd een tentoonstelling over Golden Earring en Museum Rotterdam heeft via het participatieproject Roffa 5314 veel met hiphop gedaan, maar deze voorbeelden zijn schaars.

Een bijkomend resultaat van de implementatie van een posttraditioneel gemeenschapsbegrip is dat musea zich moeten gaan realiseren dat gemeenschappen niet te terug te brengen zijn tot een beperkte keur aan cultuuruitingen, maar constant in beweging zijn en van samenstelling en eigenschappen veranderen. Deze wetenschap brengt met zich mee dat musea minder hoeven te streven naar een permanente representatie van de hen omringende gemeenschappen. Om het populair te zeggen: musea kunnen gaan ‘zappen’ tussen verschillende gemeenschappen, intensieve maar tijdelijke projecten initiëren om vervolgens het erfgoed van een andere gemeenschap uit te lichten. Het streven naar een vaste opstelling die het verhaal van alle inwoners van regio of plaats vertelt, is in onze samenleving – die voor een steeds groter gedeelte bestaat uit pluriforme en losse gemeenschapsverbanden – niet meer wenselijk. Bovendien kan een posttraditioneel gemeenschapsbegrip een bijdrage leveren aan het oplossen van het vraagstuk van het eeuwige verzamelen. De cultuur van een gemeenschap valt namelijk volgens een posttraditioneel gemeenschapsbegrip niet voor de eeuwigheid vast te leggen.

Kritische denkers binnen het museale veld zoals Maurice Davis (vicevoorzitter van de Britse museumvereniging) en Paul van de Laar (hoofd collectie van het Museum Rotterdam) zetten hun vraagtekens bij de omvangrijke collecties die musea heden ten dage in hun depots herbergen. Davis roept vanuit het principe van duurzaamheid musea op zich af te vragen waarom ze zoveel verzamelen. Het bewaren van objecten vraagt namelijk veel energie (zie bijvoorbeeld Verslag van het Museumcongres 2010). Van de Laar voegt daaraan toe dat er een erfgoedberg is ontstaan, die voornamelijk bestaat uit objecten die vanuit een traditioneel gemeenschapsbegrip zijn verworven. Deze erfgoedberg eist enerzijds veel energie van de museale organisaties en anderzijds belet deze berg een doortastend beleid, afgestemd op een immer in beweging zijnde moderne samenleving. Van de Laars erfgoedberg staat symbool voor de typische angst van een traditioneel gemeeschapsbegrip voor de ontwrichtende effecten van de moderne samenleving op gemeenschapsculturen. Maar om Delanty’s woorden nog eens aan te halen: gemeenschappen zijn het resultaat van de moderniteit en niet van een imaginaire premoderne tijd. Individualisme, constante dynamiek en lossere verbanden: zij zijn volgens een posttraditioneel gemeenschapsbegrip uitstekend te rijmen met een beweeglijke en eigentijdse museumorganisatie.